eyes_067

Peter Koning in de Bataafse Armee

In maart 1802 kwam er vrede: verdrag van Amiens. Deze werd aan de ene kant ondertekend door Frankrijk, Spanje en de Bataafse Republiek en door Groot-Brittannië aan de andere kant. Dit wordt algemeen gezien als het einde van de revolutionaire oorlogen en wordt het toneel gezet voor de Napoleontische oorlogen. Engeland moest het merendeel van zijn veroveringen prijs geven en Frankrijk moest Napels evacueren en Egypte teruggeven aan het Ottomaanse rijk. Engeland behield Ceylon (Sri Lanka) en Trinidad, maar gaf zijn claim op de Franse troon op. De vrede hield slechts veertien maanden stand. In 1803 weigerde Engeland om Malta te herstellen, waardoor de vijandelijkheden weer begonnen.

Op 13 juni 1803 benoemde het Staatsbewind Dumonceau tot opperbevelhebber van de Bataafse troepen. 

In 1804 werd generaal Auguste Frédéric Louis Viesse de Marmont, sinds de herovering vanAuguste Frédéric Louis Viesse de Marmont Toulon op de Engelsen in 1793 naaste strijdmakker van Napoleon, benoemd tot opperbevelhebber van het Frans-Bataafse leger. Marmont krijgt de opdracht om zich op de invasie van Engeland voor te bereiden. Vanuit zijn hoofdkwartier in Utrecht treft hij een ongedisciplineerd leger aan, gehuisvest in zeer ongezonde kazernes verspreid over het land.     

Tegen alle adviezen in, ook die van Napoleon, en op kosten van de Bataafse regering concentreert Marmont in het voorjaar van 1804 zijn ruim 20.000 koppen tellende troepenmacht in het Kamp Utrecht op de heidevlakte tussen Zeist en Woudenberg (zie sterkte Frans-Bataafs Legerkorps). Een groot gebied eromheen wordt tot Frans grondgebied verklaard, hij laat een 30-tal waterputten slaan en een tentenkamp voor zijn drie divisies inrichten. In het midden verrijst zijn eigen, 15 vertrekken grote tent, die hij cadeau krijgt van de Bataafse regering. Kanonstellingen worden opgeworpen en in de zomer weet Marmont het ongeregelde leger met grootscheepse oefeningen tot een gedisciplineerde troepenmacht te maken.

Voor de toestromende verkopers en uitbaters wijst hij drie plekken aan waar zij zich mogen vestigen: Mannontville, Bois-en- Ville en Petitville. Achter het kamp laat hij een groot amfitheater aanleggen en uit Parijs haalt hij een groep komedianten om zijn manschappen te vermaken. 'Het mooiste kamp van de wereld met het best getrainde leger', schreef Marmont later niet onbescheiden in zijn Memoires. Dagboeken en brieven van soldaten uit het kamp bevestigen het beeld van een plezierkamp met veel drank, eten en mooi aangelegde tuintjes rond de tenten en de barakken.

Camp de Zeist door Otto Owen (1807)

 

Omdat het nog zo mooi weer is in het najaar van 1804, besluit Marmont nog wat langer te blijven. Maar zijn manschappen moeten dan wel wat te doen hebben. Hij komt op het idee om een monument op te richten, dat nog eeuwen moet herinneren aan zijn verblijf en aan zijn leger hier op de heide. Maar uiteraard wordt het gedenkteken officieel aan Napoleon opgedragen. Geďnspireerd door de Egyptische veldtocht van Napoleon in 1798, waaraan hij deelnam, kiest Marmont voor een aarden piramide naar het voorbeeld van Gizeh, die als een berg uit het vlakke Hollandse landschap zou oprijzen. Nadat zijn genieofficieren nauwkeurig de plek voor het monument bepaald hebben, wordt in ploegendienst in niet meer dan 27 dagen de piramide opgeworpen. Met graszoden worden de treden gevormd en bovenop komt een houten obelisk met omloop. Vanaf deze omloop moet er toen een fantastisch uitzicht geweest zijn over grote delen van Nederland. Bronnen vermelden niet alleen een uitzicht op de Zuiderzee, maar ook op Haarlem en zelfs op Kleef in Duitsland! Als afbakening en bescherming van de piramide graven de soldaten een droge gracht in een cirkel erom heen, waarbij een wachtgebouwtje en brug als toegang dient. Een weg voert rechtstreeks van de piramide naar de tent van Marmont. 

Marmont doet er vervolgens alles aan om 'zijn' monument voor het nageslacht veilig te stellen. Hij koopt uit eigen middelen de grond rond de piramide en stelt drie getrouwde soldaten aan, die hij een jaarinkomen en een huisje vlak bij de piramide geeft om het monument te bewaken in de hoop dat zich daar een nederzetting zal ontwikkelen. In een brief schrijft Marmont verrassend aan Napoleon: 'Ik overweeg om volgend jaar de piramide met baksteen te bekleden, zodat dit monument de eeuwen zal trotseren en onze bewondering voor uw majesteit aan de komende generaties zal tonen. En even verderop vertrouwt hij Napoleon toe, dat de houten obelisk vervangen zal worden 'door een reusachtig standbeeld, gemaakt van de kanonnen die wij op de vijand zullen buitmaken'. Niets van deze plannen komt uit. Voorjaar 1805 keert het leger voor het laatst weer terug op de hei en krijgt de piramide haar vier grote gedenkstenen, waarop de grote heldendaden van Napoleon en zijn legers zijn gebeiteld (zie sterktestaat  van het kamp 1805). 

De bevelhebber van het Bataafse leger, generaal Dumonceau, stelde een Bataafse divisie samen voor de expeditie tegen Engeland. Hiervan maakten tien bataljons nationale infanterie en twee bataljons jagers deel uit. De expeditie kwam in een vroeg stadium al tot een einde. De troepen van Marmont en Dumonceau die op 7 augustus 1805 in Den Helder aan boord waren gegaan, werden een maand later weer ontscheept en weer overgebracht naar het kamp van Zeist (zie sterktestaat van augustus-december 1805).

Voor een gedetailleerde beschrijving van de voorbereidingen voor de expeditie naar Engeland koop het boek van de site: “Peter Koning in de Bataafse Armee”.