De naam 't Schermer Eyland
De naam van de schietsportvereniging, 't Schermer Eyland
is afgeleid van de historische naam van een gebied, dat
tegenwoordig bekend staat als de Eilandspolder. Zelfs
nu nog is te zien, dat dit gebied, ook wel eens het oude
land genoemd, zichtbaar hoger ligt dan de Schermer en de
Beemster, waar het tussen ligt. Maar dat is niet altijd
zo geweest. Zullen we eens teruggaan in de tijd?
We gaan dan voor ons doen erg ver terug, namelijk tot ca.
het jaar 950 na Christus. De Romeinen zijn alweer bijna
500 jaar vergeten en ook de laatste Noorman is bijna 100
jaar geleden vertrokken. De abdij van Egmond, gesticht
rond het jaar 920, is inmiddels een machtsfaktor van
betekenis aan het worden. We moeten ons het Noordholland
van toen als volgt voorstellen: De kust lag enkele km's
verder in zee dan tegenwoordig het geval is en de kustlijn
was tot aan de waddeneilanden nog bijna geheel gesloten.
Lange strandwallen van Calais tot aan Denemarken toe en
talrijke zandruggen kenmerkten de kustlijn van toen.
(Onze waddeneilanden zijn restanten van deze oude strand-
wallen.) Noordelijk van Alkmaar, tussen Egmond en Zijpe,
is er een doorbraak waar de zee het land is binnengedrongen.
Deze kustgebieden waren als sinds de romeinse tijd door
mensen bewoond. De rest van Noordholland bestond nog geheel
uit een uitgestrekte, onbewoonbare, sompige veenwildernis
met riet, biezen en gras, doorsneden door een groot aantal
rivieren en andere waterlopen. Wat we nu kennen als de
Beemster (Bamestra), de Schermer (Scirmere) en b.v. de
Stierop, waren toen geen meren maar rivieren door het veen-
landschap. Veel van die oorspronkelijke rivieren bestaan nu
nog steeds, maar zijn opgenomen in kanalen en vaarten of
zijn als gedeeltelijke waterpartijen of straatnaambordjes
terug te vinden in woonwijken.
Het Almere, in de Romeinse tijd nog Flevomeer genoemd,
later Zuiderzee en in onze tijd IJsselmeer, stond nog onder
invloed van het getij van de Noordzee. Varend over deze
rivieren kon je natuurlijk wel in deze veenmoerassen door-
dringen, maar je er vestigen was amper mogelijk. Het is te
danken aan een natuurlijke ontwikkeling, een klimaatsver-
betering in de loop van de 10de eeuw, dat de mens er zich
kon gaan vestigen. Het ging minder regenen en de temperatuur
steeg, waardoor de bovenlaag van het veen verdroogde en kon
worden betreden. Het gevolg van deze klimaatverandering was
echter, dat in de kustgebieden de grond te droog werd voor
akkerbouw. (Tegenwoordig heet dat "het broeikaseffekt" en is
het de schuld van onze auto!) Verder was er in de 10de eeuw
overal in Europa een bevolkingstoename te constateren,
waardoor er een sterke behoefte ontstond naar nieuwe neder-
zettingen en ontginningen. Binnen een eeuw was het hele
gebied achter Egmond tot aan de Beemster en de Purmer al
ontgonnen. Ontgonnen door pioniers, die eerst alleen en
daarna met hun gezinnen, naar de nieuwe gebieden trokken,
daar onderkomens bouwden om te wonen. Veeteelt, een beetje
akkerbouw en visvangst, daar moesten ze van bestaan. Vocht,
koude, mist, muggen, hitte, honger en ziekte, het zwarte
veenwater als drinkwater, je kunt je nauwelijks voorstellen,
dat ze er gelukkig waren.
Duidelijk is hier tussen de 'gewone'
akkers een deel van het oude
Schermereiland te zien, met links op
de kop het dorp Schermerhorn.
Duidelijk is ook de Beemster te zien,
die aan het IJsselmeer grenst.
Links van Schermerhorn ligt nog het
poldertje Mijzen en op de voorgrond
de Schermer.
Door het ontwateren van het veen begon de bodem te dalen
(inklinken) en had men steeds vaker last van wateroverlast,
waardoor men weer nieuwe akkers moest ontginnen. Steeds meer
sloten en kanalen doorsneden het veenlandschap. Eén van de
eerste nederzettingen in dit gebied was het dorp "Scirmere"
dat tussen Grootschermer en Schermerhorn moet hebben gelegen,
maar nu geheel is verdwenen. Het dorp Graft wordt het eerst
genoemd als Greft in bronnen van tussen 1100 en 1120.
Schermerhorn (Scirmerhorn) heette tot 1062 nog Den Horn en
zal als nederzetting rond het jaar 1000 zijn ontstaan maar
daarover is nog niets bekend. Het ligt in de vooruit-
geschoven punt (horn) aan het Zwet tegen de Beemster aan.
Niet alleen de genoemde sterke bodemdaling was verantwoorde-
lijk voor het ontstaan van de grote meren. Door de klimaats-
verbetering was er ook een voortdurende zeestijging. In de
11de en in het begin van de 12de eeuw ging het allemaal nog
wel geleidelijk, maar de zeeinvloed nam hand over hand toe.
De zee begon een aantal belangrijke openingen in de voorheen
bijna gesloten kustlijn te forceren. Uiteindelijk drong de
zee ver Noordholland in en werden grote delen van de kust en
het veen weggeslagen. Er ontstonden overal eilanden, een
soort waddengebied. Een aantal rivieren trad flink buiten
zijn oevers, waardoor er brede maar ondiepe meren gingen
ontstaan zoals de Schermeer, wat eerst een gebied van water
en moeraseilanden was en de Beemster, waar de zee door een
verbinding bij Schardam meer invloed had en waar het geducht
kon spoken. Tussen deze meren is een stuk veenland gespaard
gebleven: het Schermereiland.
Omstreeks 1200 zal het Schermereiland zijn ontstaan. Vanaf dat
moment moest de mens zijn woongebied met dijken gaan beschermen
tegen het buitenwater. Het heeft tot in het begin van 1600 geduurd,
voor we in staat waren om de Schermeer (1635) en de Beemster (1612)
weer aan het water te ontrukken.
Dankzij deze bijna 1000 jarige strijd van onze voorouders kunnen
wij nu op de bodem van de Schermer onze sport bedrijven.
En de zee? Die stijgt nog steeds...
Bovenstaand stukje is vrij bewerkt naar een scriptie uit 1992 over de Eilandspolder.
|