DE KUNUKU
''Het is een dor eiland waarop ik geboren ben, schraal als het lichaam van een opgroeiende jongen, weerbarstig van droogte en verschroeid door het licht''
(Boelie van Leeuwen, De Rots der Struikeling)
nabij Lagoen, ca. 1946
Buiten de stad strekt zich de 'mondi' uit, een wildernis van doornstruiken en cactussen, met als voornaamste bewoners de talloze hagedissen. Waar de mens die wildernis probeert te beplanten of te beweiden, spreekt men van de 'kunuku'. Het droge klimaat, gekenmerkt door lange droogteperiodes afgewisseld door hevige stortbuien, leent zich niet echt voor landbouw. Er zijn vroeger wel vele plantages op het eiland geweest, waarvan de landhuizen nog getuigen, veel hebben die nooit geproduceerd. Na de slaventijd hebben kleine boeren desondanks stukken land bewerkt, waarbij ze altijd beducht moesten zijn voor de enorme vraatzucht van de geit (kabritu). Om de kabritu's van hun land te houden, omringden ze hun akkertjes met stenen muren, hekken van wabi-hout of dichte hagen van cactussen. De geitenhouders moesten hun dieren 's nachts opsluiten in een kraal.
geitenkraal
cactushagen in de kunuku
''In godsnaam, wat moest er op dit eiland geproduceerd worden? Cactussen? Anglo's?
Janchi, vroeg hij. 'Je hebt het over produceren. Maar wat?' 'Ik weet het ook niet precies', zei deze. 'Maar daar ligt juist onze fout. Dat we niet serieus beginnen te denken daarover.''
(Frank Martinus Arion, Dubbelspel)
Naast geiten vormt watergebrek de grootste belemmering bij de landbouw op Curaçao. De lange droge periodes moeten worden overbrugd met water uit putten. Daarvoor gebruikt men windmolens van ijzer (vroeger ook van hout) die tien tot twintig meter hoog zijn. Het opgepompte water wordt in een stenen waterbak geleid. Overigens diende het pompwater alleen voor het begieten van al begroeide akkers. Voor het zaaien moest worden gewacht op de eerste flinke bui, meestal zo rond oktober. Dan werden alle akkers in korte tijd ingezaaid.
windmolen, put en waterbak
vervoer van de oogst naar Willemstad
Als de regentijd voldoende lang aanhield, kon ondanks alle problemen vaak een goede oogst worden binnengehaald. In goede jaren was bijvoorbeeld een dubbele graanoogst mogelijk. De landbouwproducten werden op door ezels getrokken karren naar Willemstad vervoerd, waar ze op de markt werden verkocht. Deze markt is verdwenen toen de groenten- en fruitscheepjes uit Venezuela naar Curaçao kwamen. Begin 20e eeuw nam de landbouw sterk af, al bleven vooral de Chinezen er zeer actief in.